Hari
ini saya menuliskan rangkuman dari sebuah Arsip Belanda,dimana Arsip yang saya tampilkan adalah kiriman dari pengelola perpustakaan Bronbeek, Belanda.
“Zeventig
jaar Evangelie in Toraja”
by
Ds. J.D. Van Roest Gepubliceerd op: 1 december 1983
Najaar 1913.Langs een niet
ongevaarlijk kronkelend voetpad over de bergen bereikt de eerste zendeling van
de GZB - samen met zijn vrouw en een groep dragers - het sterk geïsoleerd in
het bergland van Zuid-Celebes levende Torajavolk. Met deze zendeling, Ds. A. A.
van de Loosdrecht, bereikte hen het Evangelie van Jezus Christus.Najaar 1983.
De Torajakerk - met haar 250.000 leden - zich bewust van haar vooraanstaande
plaats binnen de raad van kerken in Indonesië, zich bewust van haar rijke
cultuurbezit, zich bewust geenszins de minste te zijn onder de stammen van
Insulinde, viert, ja viert uitbundig het feit, dat zeventig jaar geleden het
Evangelie der zaligheid in Torajaland gekomen is.
En
werkelijk heel de Torajakerk heeft dit feest gevierd. Van maart tot oktober
zijn in alle classes van de kerk grote streeksamenkomsten gehouden in de open
lucht, wat te vergelijken met onze zendingsdag in Driebergen. Daar werd de
geschiedenis van de voortgang van het Evangelie verhaald, daar werd gepreekt,
gezongen, gebeden om voortgaande genade, gezamenlijk gegeten, de Heere gedankt
voor zijn onuitsprekelijke gave, daar werden de feestgaven van de gemeente bij
opbod verkocht voor de voortgang van het werk. In de classes werden ook de
competities gehouden tussen de koren en de zanggroepen, die wilden meedingen
naar de eer op het grote feest begin oktober in Rantepao te mogen optreden. Op
die grootse herdenking in Rantepao immers zou de viering haar hoogtepunt
bereiken.
Hoogtijdagen
Laat
ik u mogen meenemen naar die hoogtijdagen in Rantepao. Velen van u kennen -
althans van foto''s - het witte kerkje van Rantepao. Hoewel ook Rantepao steeds
dichter bebouwd wordt, is het grote grasveld rondom de kerk nog steeds als
kerke-erf intact gebleven. Langs de buitenrand van dit grote veld zijn van
bamboe, planken en nippabladeren grote afdaken op palen gemaakt, die als een
theater ruimte bieden voor duizend toeschouwers. Hier en daar zijn er
uit-stekende, met houtsnijwerk versierde Torajagevels in gemaakt. Het geheel
gekleurd in de Torajakleuren (rood, geel, zwart en wit), aan de zijkant een
eretribune, prachtig opgetuigd ter ontvangst van de eregasten, zoals de
Indonesische minister van godsdienst met zijn gevolg.
Deze
twee-verdieping ,,tribune/huizen" zullen meer dan een week lang onderdak
kunnen bieden - ook voor de nacht - aan de talloze Toraja''s,
die uit negenendertig classes van de kerk zijn samengestroomd. Aan dit, je zou
haast zeggen ,,complete christendorp in Torajastijl", hebben alle classes
ook bijgedragen in natura en mankracht. Op het veld, schuin tegenover de ingang
van de kerk, is een schip gebouwd,,,het schip van de kerk". Met grote
letters is er op geschreven: ,,Jezus Christus het leven der wereld". Op de
voorplecht staat een spreekgestoelte in de vorm van een ,,dulang". In
vroeger dagen was dat een houten schaal op een hoge voet, waarin bij grote
adatfeesten de hoge gasten hun maaltijd kregen opgediend, nu de plaats van waar
tijdens het feest het Woord des Levens zal worden bediend. Het
klankbord/zonnescherm boven het spreekgestoelte is gemaakt in de vorm van een
opengeslagen boek. Zo mogen prediker en hoorders zich samen scharen onder het
Woord.
Op
een dankfeest mag het symbool van de overvloed, die de Heere Zijn kerk
dagelijks ook in de vervulling van de materiële noden schenkt, niet ontbreken.
Een groep vrouwen in traditionele kledij stampt dan ook midden op het feestterrein
in een groot houten rijstblok de padi (rijst) van de nieuwe oogst. Wie het
geklank kent, kan aan de wisseling in cadans en klank van de op de bodem en
tegen de zijwand van het rijstblok stampende bamboe''s de feestmelodie
herkennen van de hoge Toraja-dankfeesten. In een
kring van dansende en zingende jongemannen wordt in telkens wisselende
bewoordingen de lof gezongen van Hem, die Zijn volk verlost uit zonde en
duisternis. Temidden van deze kleurige, feestelijke diepe symboliek zal de
Torajakerk op maandag 3 oktober haar vele gasten ontvangen.
De
herdenkingsdienst
In
eigen kring - en daar wordt de GZB bij gerekend - zal op de zondagavond
daarvóór een plechtige herdenkingsdienst ,,in de uitdrukkingswijze van de Toraja''s" gehouden worden, dat wil zeggen
in koorzang, preek (deels in de prachtig klinkende oude priestertaal),
samenzang en verscheiden symbolen, typerend voor de dankfeesten. Nu wordt ook
gebruik gemaakt van het in Rantepao aanwezige electrische licht. Probeert u het
zich in te denken: tenwijl werkelijk duizenden mensen in volkomen stilte
luisteren, gaan alle lichten op het feestterein geleidelijk uit tot het
volkomen donker is. En het is donker, een tropennacht bij nieuwe maan. Dan
klinkt in die duisternis onder doodse stilte de sonore stem van de voorganger,
Ds. Lebang. „Wij zaten in duisternis, in diepe donkerheid, waarlijk
duisterlingen waren wij. . . maar nu (en één voor één gaan de lichten weer aan)
zijn wij getrokken, getrokken door de Heere Zelf uit die duisternis van
heidendom en zonde in Zijn wonderbaar licht." Getekend wordt het werk des
Heeren in Tana Toraja vanaf 1913 tot nu. Het
geheel is ook door het met duizenden samen zingen van de Toraja-psalmen zeer indrukwekkend, bijzonder stijlvol
en heeft dan ook de volle aandacht van heel die grote schare. Persoonlijk heb
ik deze zondagavond heel duidelijk beleefd als het hoogtepunt van heel het
herdenkingsfeest, terwijl de maandag voor het merendeel van de Toraja''s de grote, geweldige dag is geweest. Vindt dit
verschil in beleving zijn oorzaak alleen in het feit, dat wij Nederlandse
Calvinisten ons bij een herdenking meer aangesproken voelen door het sobere en
het plechtige, tenwijl de Toraja het meer in het
uitbundige zoekt, of is de uitgelaten viering op de maandag inderdaad meer door
de cultuur dan door het Evangelie gekleurd, zoals ook enkele jonge
Torajapredikanten me ongevraagd en spontaan bekenden?
Wees tesaam
verheugd
Laten
we in ieder geval proberen iets mee te beleven van die feestelijke maandag. We
komen al vrij vroeg het terrein op. Zo kunnen we de sfeer van bedrijvige
voorbereiding proeven, we maken een praatje met de rijststampende vrouwen, die
ons de betekenis van ,,het geklank" uitleggen, we geven wat nauwkeuriger
acht op de wóórden van het lied van de dansende jongemannen: Puang Jesu tu
Pela''bak untaloi kamatean... het lied van de Zaligmaker, die de dood heeft
ovenwonnen. ., en krijgen als GZB-delegatie onze plaats aangewezen in het
,,schip van de kerk", één met de vele Torajapredikanten, die ons daarin
zullen omringen. Maar dan gaat het ook beginnen: de Torajakerk gaat haar van
heinde en verre gekomen gasten ontvangen, om samen met hen in opgetogen
blijdschap te herdenken, dat nu al sinds zeventig jaar het Evangelie van Jezus
Christus mocht klinken in Torajaland. En een Toraja
weet wat het is: gasten ontvangen. Eerst komen de hoge gasten, de Indonesische
minister van godsdienstzaken met zijn gevolg en daarachter afgevaardigden van
de meeste bij de Indonesische raad van kerken aangesloten kerken. Zij worden
begroet door een - speciaal in antiek Toraja-costuum
gestoken - commissie van ontvangst, naar hun plaatsen geleid en volgens
adat-ritueel voorzien van koffie en koek in plaats van sirih-pruim. Als dit
ritueel is afgesloten komen in eindeloze rijen de vertegenwoordigers van alle
classes van de Torajakerk het feestterrein op. Iedere classis afzonderlijk met
voorop de feestgave van de classis.
Naar
oud gebruik zijn die feestgaven - meestal varkens - opgetuigd. Met recht, ,
feestvarkens". Stelt u zich voor: de classis Ujung Pandang (het oude
Makassar) wordt aangekondigd. Luid joelend en hossend wordt een door minstens
honderd jongens en mannen gedragen metershoge bamboe-stellage het feestterrein
opgedragen. Niet al te hoog boven de honderden schouders troont een log, vet,
zwart, Torajavarken, wel zodanig ingepakt, dat het zich , , noch roeren, noch
bewegen" kan. Het kijkt wat verdwaasd over zoveel eerbetoon in de richting
van de eretribune, waar een bewonderend gemompel opstijgt. Maar het varken is
niet het enige wat op de stellage uitgestald is. Ettelijke gebatikte sarongs
vormen, kunstig gevouwen, een hoogoprijzend baldakijn boven het vorstelijke
varken en hoog in de top prijkt een voorstelling van Christus. Voor ons is dat
een onvoorstelbare combinatie, voor de Toraja''s
getuigt het juist van diepe symboliek: boven alles uit rijst de Christus, Hij
heeft de hoogste plaats in Torajaland gekregen. Hierachter volgen de
predikanten in toga-en de honderden gemeenteleden uit die classis. Pas dan
volgt de lettoan (versierde feestgave) van de volgende classis.Het lijkt wel of
er geen einde aan de stoet zal komen, golven van kleuren en vreugde. Maar als
dan toch alle vertegenwoordigers van de classes hun plaats gevonden hebben,
begint de Indonesische herdenkingsdienst. De voorzitter van de synode, Ds. A.
J. Anggui, preekt oipziende en vooruitziende - naar aanleiding van de
thematekst van de herdenking: ,,Sta op en eet, want de weg zou voor u te veel
zijn". Indrukwekkend klinkt de zang van het geweldig grote verenigde koor
van honderden vrouwen uit alle classes. Een grote plaats is ingeruimd voor de
voorbeden, uitgesproken door vertegenwoordigers van die kerken uit Indonesië,
die een grote rol gespeeld hebben bij de Evangelieverkondiging in Torajaland
(doordat zij in de begintijd ondenwijzers voor de zendingsscholen leverden)
n.l. Ambonezen, Minahassers en Sanginezen. En vanzelfsprekend wordt er veel
samen gezongen. Met recht: Juicht, o volken juicht, handklapt en betuigt onze
God uw vreugd, wees tesaam Verheugd!
Dankbaarheid
Natuurlijk
kun je erop afdingen. Natuurlijk kun je de vraag stellen of niet te veel de
cultuurvormen van de Toraja gebruikt zijn en of
niet te weinig de inhoud van het Evangelie beklemtoond is. Natuurlijk kun je je
afvragen waarom de GZB zo weinig aandacht kreeg terwijl toch de GZB het middel
in Gods hand is geweest om het Evangelie naar Torajaland te brengen. Maar het
is beter om bescheiden achteruit te treden en in ootmoedige dankbaarheid de feestvreugde
mee te beleven. Want voor dankbaarheid zijn redenen te over: dét dit feest
gevierd mocht worden, dét er duizenden Toraja''s
vreugde bedreven omdat het Evangelie in Torajaland gekomen was. Dankbaarheid,
dat we daar waar zeventig jaar geleden nog geen christen was, nu met zovelen
samen de lof van onze God mochten zingen en dat zovelen - ook niet-christenen -
dat mochten horen.